Het is een term die vroeger al gebruikt werd en betekent dat de elleboog uit de kom is. Het werd een zondagsarmpje of zondagselleboogje genoemd.
De oorsprong van de term is afkomstig van het feit dat het meeste op zondag voorkwam. Op zondag hebben ouders meer tijd en werd er vaker bijvoorbeeld gewandeld en gespeeld. Wanneer het kindje valt wordt het vaak aan de armpjes weer opgetrokken, dit kan ervoor zorgen dat het elleboogje uit de kom schiet.
De kop van één van de botten van de onderarm schiet uit het ellebooggewricht. Bij jonge kinderen zijn de ophangbanden nog niet sterk genoeg om de boel bij elkaar te houden. Hierdoor kan de elleboog sneller uit de kom raken.
Dit gebeurt vooral wanneer er aan een (gestrekte) arm wordt getrokken. Dit doe je snel wanneer je kindje bijvoorbeeld gevallen is of dat je het even helpt om op te staan. Ook het ‘slingeren’ tussen twee ouders kan het veroorzaken. Let er ook bij het aankleden op dat je niet te hard aan een armpje trekt wanneer je het door een krappe mouw probeert te krijgen. De meeste kwetsbare leeftijd hiervoor ligt bij kinderen tussen de 0 en 4 jaar.
Uiteraard doet het pijn en je zult opmerken dat je kindje zijn arm niet wil bewegen. Zodra je dit vermoeden hebt, neem je contact op met de huisarts of huisartsenpost. De elleboog kan hier weer op zijn plek gezet worden. Het fijne daaraan is dat wanneer hij weer op zijn plek zit, de pijn eigenlijk meteen weg is. Natuurlijk kan het nog wat beurs aanvoelen, maar echt pijn doet het dan niet meer.
Probeer je kindje niet aan gestrekte armpjes op te tillen. Ook een plotselinge ruk moet vermeden worden. Ligt of zit je kindje en wil je het overeind tillen? Doe dit dan het liefst niet aan de handjes, zo worden de armen ook volledig uitgerekt. Verder wees voorzichtig met het spelen en het speels ‘slingeren’ met de kleintjes. Bewaar dat eventueel voor wanneer ze iets ouder zijn of doe het voorzichtig.